Column: Het hooibad
Ik moet een jaar of twintig zijn geweest toen iemand me voor het eerst de geneugten van een weldadige massage kwam voorstellen. Het was in Seefeld in Tirol. Ik zat aan tafel, ’s avonds, met de familie, en at een stuk roze gebraden kalfsvlees met polenta en morieljes.
‘Möchten Sie eine Massage?’
Het meisje was een jaar of drie, misschien vier ouder, had zomersproetjes, een hupse pony en ze lachte van die diepe kuiltjes in haar wangen toen ze me aansprak.
‘Pardon?’
‘Ik vroeg of u graag een massage had gekregen.’
‘Euh… Jetzt?’
Daar gingen de kuiltjes op en neer. ‘Neen, maar misschien morgen? Het hotel heeft een volledig vernieuwde spa!’
Ik had in alle eerlijkheid nog nooit van een spa gehoord, behalve dan van de gelijknamige stad in België en van het mineraalwater dat bruist alsof iemand er net een stofbom heeft in losgelaten. ‘U moet beslist een kijkje komen nemen. We hebben een sauna, een stoombad, een jacuzzi, drie massagekamers en een hooibad.’
Een hooibad. Dat leek me het einde. Maar wat moest ik me erbij voorstellen? Zou het werkelijk om een bad met warm water gaan waarin de lokale landbouwer inderhaast wat vers gemaaid gras had gegooid? Of moest je poedelnaakt in een kuip vol hooi plaatsnemen? Dat laatste, had ik gelezen, was geen optie. U wilt namelijk niet weten waar die hooistengels zich heimelijk plegen voort te bewegen.
Uiteindelijk werd ik netjes ingebakerd in een pakking met geurig gemaaid en gedroogd gras en wel duizend alpenbloemen. De temperatuur werd gestaag opgevoerd, en ik moet diezelfde middag twee kilogram zijn kwijtgeraakt in dat mooie hotel in Seefeld in Tirol.
Een paar decennia, ettelijke hooibaden én een wellnessboek later. Ik ben in Ischgl nu, wat verder in Tirol, wat dieper, wat hoger. Ik eet alweer kalf met morieljes, dit keer met een schuim van polenta. De alpenbloesems zitten niet langer in de hooipakking, maar tooien het gerecht. Zeden veranderen, smaken blijven. Aan tafel verschijnt een goeddeels Italiaans geïnspireerde jongedame, beslist iets ouder dan het ponymeisje van twintig jaar geleden, zonder kuiltjes in de wangen maar wel met kleine, blinkende diamanten in de hazelnootogen.
‘Möchten Sie eine Massage?’
‘Jetzt?’, lach ik weer.
‘Ach, waarom ook niet?’
En zo gebeurt het dat zonder het goed te beseffen, daar op 1500 meter hoogte, in het zomerse, naar hooibaden geurende Ischgl, mijn masseuse en ik een nieuwe therapie uitvinden: de culinaire massage. Olijfolie en bloesems zijn voorhanden, en ach, die servet kan ook wel als handdoek dienen. Ik drijf die avond op wolkjes terug naar de kamer en slaap als een gentiaan. Het moeten, dat weten we allemaal, niet altijd rozen of hooimijten zijn.