“Mijn overgrootvader reisde af naar Alaska om goud te zoeken. Met dat goud heeft hij dit huis gebouwd. Dat was in 1902. Hij heeft het zeker niet alleen voor zichzelf gebouwd, maar ook voor de generaties na hem. In 2007 heb ik de herberg overgenomen. Ik doe het werk graag, maar ik doe het ook een beetje uit trots en een gevoel van verplichting.

Ik koop alles in de winkel in Schmirn. De winkel bevoorraadt mij. De groente komt uit Thaur en de appelsap uit Inzing. Het vlees is afkomstig van boeren uit Schmirn. Meer leveranciers heb ik niet. Ik hecht zeer aan regionale producten. Dat is duur, maar ik vind het belangrijk dat ook mijn leveranciers een goede boterham kunnen verdienen.

In tijden zoals deze kiezen mensen weer voor eenvoud. Op heel veel plaatsen. Wij kennen hier geen massatoerisme. Dat zouden we ook niet aankunnen. 's Avonds als de gasten weg zijn, denk ik alweer na over de volgende dag: afwassen, indekken, poetsen. Nu in de zomer geniet ik van het moment als het rustig wordt en het buiten ook mooi en warm is.”

Gabriela Eller, herbergierster


De bergbeklimmersdorpen St. Jodok, Schmirn en Vals gaan helemaal voor een duurzaam bergtoerisme. De Alpengasthof Kasern is alleen in de zomer geopend en ligt verborgen in het achterste hoekje van het Schmirntal. De herberg hoort bij de vereniging “Wipptaler Genussspechte”, die hecht aan kwaliteit en regionaliteit. 
 

 
Schmirn
© Tirol Werbung/Bert Heinzlmeier
© Tirol Werbung/Bert Heinzlmeier
Omhoog