Wipptal

Het Wipptal loopt ongeveer 33 kilometer gestaag bergopwaarts naar de Brennerpas aan de Oostenrijks-Italiaanse grens en loopt aan de Zuid-Tiroolse kant verder tot net voor Brixen. Door de lage pashoogte is het al duizenden jaren een van de belangrijkste noord-zuidas door de Alpen. Samen met zijn charmante, rustige bergvalleien, traditionele dorpjes en uitgestrekte wandelgebieden vormt het een populair vakantiegebied. Drie van de bergvalleien - het Schmirntal en het Valsertal met als startpunt St. Jodok en het Gschnitztal met de steden Trins en Gschnitz - behoren tot de elite bergdorpen. Spectaculaire en uitdagende tochten leiden van Schmirn en Vals naar de belangrijkste Tux-bergkam met zijn koning, de 3.476 meter hoge Olperer, en het Gschnitztal wordt ook omringd door enkele machtige toppen van 3.000 meter, zoals de Habicht of de Gschnitzer Tribulaun.

Skitochten op de Sattelberg, wandelingen door een zee van alpenbloemen

In de winter kunt u vanuit Steinach am Brenner, de hoofdstad van het Wipptal, rechtstreeks met de kabelbaan naar het skigebied Bergeralm gaan, dat een overzichtelijk maar divers pisteaanbod heeft. Wie de voorkeur geeft aan een meer Scandinavische stijl, vindt in de regio 70 km langlaufpistes in klassieke en skatestijl, en ook op grotere hoogte zijn prachtige skitochten en sneeuwschoenwandelingen mogelijk. De Sattelberg bij Gries, waar de staatsgrens overheen loopt, is vooral populair bij toerskiërs. Het ligt aan de ingang van de Obernbergvallei, die in de zomer ook geschikt is voor wandelingen en mountainbiketochten, bijvoorbeeld naar het idyllische Obernbergmeer aan het einde van de vallei. Ten noorden ervan ligt het Gschnitztal met zijn Reto-Romaanse bergdorpjes, ideaal voor excursies. Veel wandelaars beginnen vanaf hier aan hun beklimming van de Blaser. Hij wordt door velen gewaardeerd - waarschijnlijk omdat hij wordt beschouwd als de berg met de meeste alpenbloemen in Tirol.